Liegen is een sociaal smeermiddel. Uit onderzoek blijkt dat we gemiddeld 1,5 leugen per dag vertellen. Want je zegt nou eenmaal niet altijd eerlijk dat je iemands schoenen niet mooi vindt, omdat je de ander wilt sparen. En als je dan toch liegt, dan kun het maar beter goed doen.
Dat geldt misschien voor veel dingen, zou je misschien zeggen. Maar dat is niet zo. Sterker nog, voor de meeste dingen geldt juist dat het al leuk is dat je het probeert. Het zal je waarschijnlijk nooit lukken om de straat helemaal schoon te houden, maar zo hier en daar een troepje opruimen dat je tegenkomt, is al heel wat. Als iedereen een beetje z’n best doet, zal de straat er veel gezelliger uitzien.
Hoe het ook zij, voor liegen geldt dat dus niet. Dat moet je echt goed doen. Stel, je bent erg moe en je hebt geen zin om naar het feestje van je beste vriend te gaan. Je belt je vriend op en zegt dat je niet lekker bent. Dat is een klein leugentje. Je doet het eigenlijk uit vriendschap, want als je zou zeggen dat je een beetje moe bent, zou je niet overkomen als een goede vriend.
Als je nu na een tijdje je vriend weer ziet en een beetje lacherig zegt, ‘Ja. ik was ziek, nou ja, ziek’. Dan is dat alsnog erg onvriendelijk naar je vriend toe. Het betekent dus, dat wanneer je eenmaal hebt gelogen – en dat moet nu eenmaal zo af en toe in het sociale verkeer – dat je die leugen goed moet volhouden. Juist uit ethische overwegingen.
We liegen dus allemaal wel eens. Moeten we daarom maar zeggen dat liegen mag? Nee, juist niet, daar moeten we met z’n allen ook over liegen. Als het om liegen gaat, moeten we een soort gedoogbeleid hanteren. Als je namelijk erkent dat iedereen liegt, kun je geen enkele uitspraak meer serieus nemen. Dan heeft liegen ook geen effect meer. De paradox van het liegen is dat liegen alleen effectief is als we er vanuit gaan dat we niet liegen. Dus als we ergens over moeten liegen, dan is het wel over liegen. Nu even serieus: ik lieg nooit.